donderdag 15 mei 2014

Onderzoek: participerend observeren

HC 11: Onderzoek (legitimeren en conclusies trekken)
Frank Salemans en Jogien Wilms

Kun je op dit moment al een eerste (liefst vrij specifieke) conclusie trekken t.a.v. de persoon waarmee jij contact hebt uit de toegewezen groepering?

a)    Wat is die specifieke conclusie?
b)    Hoe intern valide is die conclusie?
c)    Hoe extern valide is deze conclusie?
d)    Hoe betrouwbaar is deze conclusie?
e)    Op welke bronnen is deze conclusie gebaseerd?
f)    Welke redenering leidde tot die conclusie?
g)    Is deze conclusie generaliseerbaar naar andere leden van de doelgroep?
h)    Heeft deze opdracht je nog enig inzicht opgeleverd over de kwaliteit van jouw conclusie en de onderbouwing daarvan?

Kun je op dit moment al een eerste ( liefst vrij specifieke) conclusie trekken t.a.v. de personen waarmee wij contact mee hebben gehad uit toegewezen groepering.

De groepering die wij toegewezen hebben zijn ex gedetineerde.

Over deze vraag zijn wij als groep gaan nadenken. Wat ons opviel was dat ieder persoon heel anders was en ieder een ander delict gepleegd had. Om hieruit een specifiek conclusie te trekken was vrij moeilijk. Na een tijdje nagedacht te hebben kwamen we uit op het volgende.

A) Wat ons opviel was dat als de gedetineerde zijn straf had uitgezeten, hij in de maatschappij nog eens dubbel gestraft werd. De omgeving kijkt bijvoorbeeld anders tegen hem aan of hij krijgt geen werk meer enz.

Als groep zijnde hebben we dit besproken en zijn we hier informatie over gaan zoeken. We kwamen bij het volgende uit. Waar dient straf voor?

In Nederland onderscheiden we vier hoofdstraffen. Deze straffen zijn gevangenisstraf, de hechtenis, de taakstraf en de geldboete. Deze straffen kunnen worden opgelegd als iemand een delict heeft begaan. De rechter heeft de keuzevrijheid gekregen in het opleggen van een van deze straffen. Maar waarom wordt er eigenlijk gestraft? We kunnen de volgende strafdoelen in ons strafrecht onderscheiden: vergelding, afschrikking, resocialisatie en herstel. Je kunt een onderscheid maken tussen twee theorieën van de rechtvaardigheid van straffen. Een van de oudste straftheorieën is de vergelding. De gedachten van deze straf is dat iemand een norm heeft overschreden en daarom gestraft moet worden. Een andere theorie is het voorkomen van toekomstige misdrijven.
De basisgedachten van straffen gaat uit van vergelding. De schade die een dader heeft aangericht zal moeten worden bestraft. Grotius omschreef “een straf is het kwaad dat men lijdt wegens een kwaad dat men deed”. De grondslag van een straf ligt in het gepleegde delict zelf( Haak, 2013).

Wat wij hieruit concluderen is dus dat een straf moet gelden voor de daad dat je hebt begaan en dat het ervoor moet zorgen dat je niet meer terug keert. Hoe verloop dit terug keer? Ervaren de ex gedetineerde hier problemen mee?

Door de manier waarop de maatschappij reageert op ex gedetineerden ontstaat vaak treurige situaties. Als een gedetineerde zijn straf heeft uitgezeten zou daarmee de zaak moeten zijn afgedaan. Hij heeft immers zijn straf gehad. Een ideaal beeld zou zijn dat de schuldige de straf als een boete aanvaardt, de anderen er een verzoening in zien waardoor zij hem weer als gelijkwaardig aanvaarden. In de praktijk werkt dit helaas niet altijd zo. Vaak geldt eens een crimineel altijd een crimineel. Er vindt niet altijd een verzoening met de maatschappij plaats (Blad, J.R, 2013).

Hoe intern en extern valide is deze conclusie?

De conclusie die wij getrokken hebben is niet zomaar verzonnen. Deze gedachten is ontstaan door de interviews die wij gehouden hebben met de doelgroep. Ook hebben we gezocht naar bronnen die deze gedachten gang bevestigen.
Deze gedachten gang is wel ontstaan door de 6 interviews die wij gehad hebben en een aantal professionals dat wij gesproken hebben. Of dit geldt voor de hele doelgroep hebben wij nog geen informatie over. Hier zijn me momenteel mee bezig. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten