HC4: Culturele
antropologie en diversiteit 1.
In deze opdracht
heeft ieder voor zich een diversiteitscirkel gemaakt. Na het maken van de
diversiteitscirkel ga je kijken welke elementen van jouw diversiteitscirkel
algemeen bekend zijn bij vrienden, familie en klasgenoten. En welke elementen
zijn minder bekend.
Ellen
Klasse: Mijn
gezin en ik behoren tot een “normale” sociale klasse. Mijn ouders hebben beide
een goede baan en buiten hun werk veel vrienden. Wij wonen in een klein dorp
met hooguit 2800 inwoners. Het is een hecht dorp, waar veel georganiseerd wordt
en waar bijna iedereen elkaar kent.
Religie: Bij mijn geboorte ben ik gedoopt, op
8 jarige leeftijd heb ik de heilige communie gedaan en op mijn 11 jarige
leeftijd heb ik ook het vormsel gedaan. Geloof heeft voor mij nooit veel
betekend. Ik heb wel een geprobeerd te geloven maar dit heb ik niet langer dan
3 dagen vol gehouden. Ik geloof zeker in iets, maar dat is meer bijgeloof om
voor mezelf de controle te houden. Tevens geloof ik dat dingen gebeuren met een
reden.
Seksuele oriëntatie: Toen ik als klein meisje het
verschil kon herkennen tussen een jongen en een meisje is mijn seksuele
voorkeur meteen op de jongens gevallen. Dit is tot en met nu nog nooit anders
geweest.
Etniciteit: Ik voel me een echte Nederlander.
De manier waarop ik me gedraag in het binnen en buitenland en manier waarop ik
me met het land verbonden voel. De directe wijze waarop Nederlanders hun mening
uiten en de grote feesten waar een samenhorigheidsgevoel heerst geeft mij een
Nederlands gevoel.
Sekse/Gender: Ik
ben een vrouw en zo ben ik ook opgevoed. Mijn ouders hebben mij nooit alleen
maar vrouwenspeelgoed gegeven maar ook lege, blokken en auto’s. Als ik me als
een jongentje wilde verkleden vonden mij ouders dat goed. Mijn voorkeur om
vrouw te zijn is vanaf klein kind sterk geweest.
Professionele socialisatie: Voordat ik aan de opleiding Social Work begon heb
ik een vooropleiding MBO onderwijsassistent gedaan op niveau 4. In deze 3 jaar
heb ik veel leuke en uitdagende stageplekken gehad. Ik heb altijd een bijbaan
gehad, omdat mijn ouders en ik het belangrijk vinden om te werken en op je
eigen benen te leren staan. Mijn ouders waren beide en mijn zus en broertje
zitten nog op school maar hebben ook daarbuiten een bijbaan.
Talent/Handicap: Een
talent van mij is dat ik een erg groot inlevingsvermogen heb, waardoor ik goed
in iemands huid kan kruipen en de persoon begrijp. Een ander talent van mij is
dat ik een groot doorzettingsvermogen heb waarmee ik dingen bereik die k wil
bereiken.
Een handicap van mij is dat ik erg onzeker kan zijn over
mijn eigen handelen en kennis, wat mij vaker belemmerd in mijn eigen
ontwikkelingsproces. Daarnaast kan ik niet goed tegen fouten maken of dingen
niet halen, hier wordt ik erg teleurgesteld van in mezelf en verdwijnt in een
klap al mijn motivatie.
Elementen die algemeen bekend zijn:
- Dat ik een dorp woon, een vrouw ben, dat mijn
seksuele voorkeur bij het mannelijke geslacht ligt en dat ik een voorleiding
heb gedaan en een bijbaan heb.
Elementen die niet algemeen bekend zijn:
- Dat ik vaker onzeker ben en twijfel over mijn
eigen handelingen en kennis. Tevens dat ik zo min mogelijk fouten wil maken en
dat als ik een fout maak een groot gedeelte van mijn motivatie wegvalt.
HC 7: Culturele Antropologie en
Diversiteit 2 (participerende observatie)
Er is maar één manier om participerende
observatie toe te passen en dat is erop af gaan. Dus ga (voor zover dat nog
niet is gebeurd) op pad en probeer middels observatie zicht te krijgen op je
groepering. Verken de leefsituatie, schrijf op wat je opvalt. Waar heb je
vragen over, waar erger je je aan, wat verwondert je etc.. Let daarbij op de
kleine details! Kijk hoe jouw groepering bijvoorbeeld omgaat met tijd en
ruimte.
Deze vragen vormen de basis voor de
volgende stap, probeer aan te sluiten bij een activiteit, doe gewoon mee en
geef je ogen en oren goed de kost. Schrijf wederom op wat je opvalt.
Hiermee heb je een mooie basis verzameld
om eens met iemand van de groepering in gesprek te gaan en een antwoord te
krijgen op alle vragen die je inmiddels hebt verzameld.
HC13:
Culturele antropologie en diversiteit 3, Religie.
Wat is
de betekenis van religie voor jezelf en voor je groepering.
De groepering die wij toegewezen hebben haalt hier vooral
zijn moed, hoop en motivatie vandaan. Sommige ex- gedetineerden worden door hun
samenleving niet meer gezien als een burger maar als een boef. De hoop en
motivatie die hun uit het bijgeloof en hun religie halen zorgt ervoor dat ze
niet zo snel op het verkeerde pad komen. Ze hebben nog hoop dat het over een
paar jaar beter gaat. Op deze manier maken ze al het ongrijpbare grijpbaar
zodat ze een beeld op de toekomst hebben in plaats van alleen maar terug te
kijken op hun verleden. Het religie kan tevens een gevoel van vergiffenis
geven, zodat ze zonder telkens geconfronteerd te worden met hun eigen, nieuwe
doelen kunnen maken en deze kunnen behalen. Het geeft deze doelgroep steun en
controle in een lastige periode met veel onzekerheid. In Nederland is er ook
een project groep “kerken met stip”. Kerken met Stip zijn laagdrempelige,
gastvrije locaties waar men belangstelling aan de dag legt voor
ex-gedetineerden die een nieuw begin willen maken. De projectgroep werkt samen
met onder meer Stichting Exodus Nederland.
Ik (Ellen) ben gedoopt, heb de communie en het vormsel gedaan. Uiteindelijk
heb ik daar niks mee gedaan en heb ik niet heel met religie. Toch geloof ik wel
in iets, ik geloof namelijk dat dingen gebeuren met een reden en niet zomaar.
Daarnaast ben ik wel bijgelovig wat zorgt voor een houvast (controle) in mijn
leven.
Voor sommige ex-gedetineerden die religieus zijn
opgevoed speelt religie een grote rol, ze vinden daarin een bepaalde
vergiffenis voor hun daden. Want bij de meeste religies kun je slechte daden
goed maken door te bidden, vergiffenis vragen bij je god, en door vele goede
daden te doen in de toekomst. Ik denk dat religie belangrijk is voor deze
mensen omdat ze niet altijd vergiffenis in hun omgeving kunnen vinden en vaak
lukt dat wel in het geloof. Ook geeft het een duidelijke leidraad voor als je
weer het goede pad op wilt gaan. Ik had vernomen van de door mij geïnterviewde
persoon dat hij veel troost vond in het geloof toen hij in de gevangenis zat,
hij kon al zijn daden en gevoelens vertellen aan zijn God zonder dat iemand
daar een mening over moest hebben. Het gaf hem een veilig en opgelucht gevoel.
Voor mij (Liza) heeft religie niet altijd een grote rol
gespeeld, ik ben dan ook niet streng religieus opgevoed. Vroeger keerde ik mij
tot het geloof als ik in een moeilijke tijd zat, tegenwoordig keer ik mij meer
naar het spirituele in mij. Ik zoek liever de antwoorden in mij zelf dan in een
geloof.
Welke individuele genderrolpatronen zie je terug bij de groep die en het individu dat je hebt leren kennen? Met welke genderverwachtingen en -normen hebben de groep en het individu te maken?
HC 13: Culturele Antropologie en
Diversiteit 3 (religie)
Chantal van Lieshout en Ankie Hendrix
Uitgaande van de gedachte dat religie van
alle tijden is en in elke samenleving voorkomt is het interessant om stil te
staan bij de betekenis van religie voor jezelf en voor je groepering. Op wat
voor manier probeert jouw groepering grip te houden op situaties waar ze zelf
niet alle controle over hebben? Hoe gaan ze om met onzekerheden waar ze geen
grip op hebben en op welke manier proberen ze toch invloed uit te oefenen? En
hoe ben jij daar zelf mee bezig?
Zelf heb ik (Ruby) niks met religie. Dit zal voort zijn gekomen uit het feit
dat ik niet ben gedoopt. Ook mijn ouders zijn beide niet katholiek waardoor ik
ook alleen in de kerk kom als er bruiloften of begrafenissen zijn.
Verder bidden we niet thuis en geloof ik persoonlijk niet in god en
het hiernamaals.
De groepering ex-gedetineerden, is naar mijn mening, te groot om te
beslissen of de groep wel of niet gelovig is. Wel heb ik vaker verhalen gehoord
dat gedetineerden gelovig worden, om goed gedrag te tonen en dus eerder vrij te
komen. Hierbij gebruiken ze dan geloof niet waarvoor het is bedoeld, maar om
eerder uit de bak te komen.
De ex-gedetineerde die ik heb geïnterviewd was en is niet gelovig. Hij
wilde hier ook niet over uitweidde wat ik ook snapte. Wanneer iemand tegen mij
over het geloof begint te praten, gaat het ‘t ene oor in en het andere weer
uit.
HC 17: Culturele Antropologie en
Diversiteit 4 (gender)
Marijke Sniekers
Welke individuele genderrolpatronen zie je terug bij de groep die en het individu dat je hebt leren kennen? Met welke genderverwachtingen en -normen hebben de groep en het individu te maken?
Hoe gaan de groep en het individu er
tegenin en hoe gaan ze erin mee?
Het klassieke
gezin
In Nederland hebben is er een
tijd geweest dat er alleen klassieke gezinnen bestonden. De vrouw werkte totdat
ze trouwde, daarna zorgde de vrouw voor het huishouden en de kinderen. De man
werkte dan en zorgde voor het inkomen om zijn gezin te onderhouden.
Het moderne gezin
De vrouwen van nu werken, niet alleen tot dat ze getrouwd
zijn maar in veel gevallen ook wanneer ze getrouwd zijn. De meeste vrouwen
kiezen tegenwoordig eerst voor hun carrière en daarna pas voor kinderen. De man
deelt in de moderne tijd dus ook mee in het huishouden want de vrouw kan niet
alles alleen doen.
Het standpunt van
het Christendom
Het christelijk standpunt kun
je in twee verschillende visies verdelen. Het traditionele en de moderne visie.
De traditionele visie zegt dat
mannen en vrouwen geestelijk en biologisch verschillend zijn. Dat wil zeggen
dat de man onderneemt en de vrouw verzorgd. Ook brengt de vrouw de gevoelens terwijl
de man het verstand brengt en ga zo maar door. Ook zegt de visie dat man
en vrouw niet gelijk maar gelijkwaardig zijn, ieder binnen hun eigenheid.
De moderne visie zegt dat de
rol van man en vrouw niet in de aard maar in de opvoeding zit. Je leert dus dat
de man en vrouw verschillend zijn en dat ze verschillende taken hebben. De
vrouw kan gewoon buitenshuis haar taken doen en dat mannen ook gewoon hun
gevoelens kunnen uiten en huishoudelijk werk doen.
Het standpunt van
de Islam
Het islamitische standpunt zegt
dat het individu centraal staat, daarna de groep. De individu betekent een
wezen met een eigen verantwoordelijkheid. De groep is je gezin, je familie of
de buurt waarin je woont.
De belangrijkste groep is de
familie. De familie staat boven het individu en is verdeeld in verschillende
rangen. Eerst de mannen, daarna de vrouwen. De mannen zorgen voor de taken
buitenshuis (financiën en werk) en de status van de familie. De vrouwen moeten
zorgen om zo veel mogelijk kinderen te krijgen,
omdat dat een teken is dat je
als gezin het goed hebt. De taken van de vrouw zijn binnenshuis
(het huishouden en de opvoeding van de kinderen).
Het standpunt van
het Feminisme
Het standpunt van het feminisme
zegt dat de vrouw wordt achtergesteld ten opzichte van de man. Simone de
Beauvoir (denker van de feministische levensbeschouwing en schrijfster van
beroemde feministische boeken) heeft veel voor de vrouw gedaan en heeft ook
boeken geschreven, zoals de tweede sekse. Daarin schreef ze dat de vrouw altijd
de tweederangs positie heeft gehad en dat je niet zelf hebt gekozen om een
vrouw te worden, maar de natuur. Ook schreef ze dat de vrouw zich bewust moest
worden dat ze niet afhankelijk moest zijn van haar man, maar zelfstandig moest
worden (Plazilla, n.d.).
Plazilla. (n.d.). Wat
doe ik en wat doet zij? – De rollen van vroeger en nu voor man en vrouw.
Gevonden op het world wide web op 4 juni 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten