EO. (2014). Dit is de dag onderzoek.Gevonden op het world wide web op 22 mei 2014.
https://www.youtube.com/watch?v=sgrVz5SqIpM
donderdag 22 mei 2014
donderdag 15 mei 2014
Onze eigen ervaringen
Meer dan klasgenoten..
In 2009 ben ik, Ruby, gestart met mijn Havo diploma. Twee jaar in één, zes dagen per week naar school, met vier medeleerlingen in de klas. Mensen die je door en door leert kennen. Een band die je met ze opbouwt en vertrouwd.
Maar hoe goed ken je nu werkelijk iemand? Dit drong pas tot mij door toen de laatste schooldag een ontzettend leuke jongen me vertelde, ik moet jullie iets opbiechten.
“Ik heb vorig jaar vast gezeten. In de gevangenis heb ik via LOI diploma’s binnen weten te halen waardoor ik dit jaar maar een paar vakken moest af sluiten. Alle vragen over mijn kennis van Maatschappijwetenschappen, zal nu worden beantwoord. Ik ken inderdaad het hele wetboek uit mijn hoofd en dit komt omdat ik vast heb gezeten voor een overval in iemands huis”.
BAM! Het beeld wat ik van mijn beheerste medeleerling had, was in een klap veranderd. Hij haalde inderdaad niet lager dan een 9 voor Maatschappijwetenschappen, maar daarachter had ik niks gezocht. Zijn verleden was me inderdaad niet bekend geworden het afgelopen jaar, maar hij, in de bak? Nee, maak me niet gek!
Een gek!? Heb ik met een ex-gedetineerde alleen in de klas gezeten? Heb ik hem verteld wanneer we op vakantie gingen en het huis alleen was? Heb ik gedeeld dat wij al een paar keer zijn beroofd in ons huis? Wat was zijn reactie erop?
Ik weet het allemaal niet meer. Gedachtes vlogen voorbij, angst nam toe en vertrouwen verdween. Mijn medestudent was niet meer een gewone leerling in mijn ogen, maar een enge ex-gedetineerde.
Organisatiekunde
Onderzoek:
HC 11: Onderzoek (legitimeren en
conclusies trekken)
Frank Salemans en Jogien Wilms
Kun je op dit moment al een eerste (liefst
vrij specifieke) conclusie trekken t.a.v. de persoon waarmee jij contact hebt
uit de toegewezen groepering?
a) Wat
is die specifieke conclusie?
b) Hoe
intern valide is die conclusie?
c) Hoe
extern valide is deze conclusie?
d) Hoe
betrouwbaar is deze conclusie?
e) Op
welke bronnen is deze conclusie gebaseerd?
f) Welke
redenering leidde tot die conclusie?
g) Is
deze conclusie generaliseerbaar naar andere leden van de doelgroep?
h) Heeft
deze opdracht je nog enig inzicht opgeleverd over de kwaliteit van jouw
conclusie en de onderbouwing daarvan.
De groepering die wij toegewezen hebben zijn ex
gedetineerde.
Over deze vraag zijn wij als groep gaan nadenken. Wat ons
opviel was dat ieder persoon heel anders was en ieder een ander delict gepleegd
had. Om hieruit een specifiek conclusie te trekken was vrij moeilijk. Na een
tijdje nagedacht te hebben kwamen we uit op het volgende.
A) Wat ons opviel was dat als de gedetineerde zijn straf had
uitgezeten, hij in de maatschappij nog eens dubbel gestraft werd. De omgeving
kijkt bijvoorbeeld anders tegen hem aan of hij krijgt geen werk meer enz.
Als groep zijnde hebben we dit besproken en zijn we hier informatie over gaan zoeken. We kwamen bij het volgende uit. Waar dient straf voor?
In Nederland onderscheiden we
vier hoofdstraffen. Deze straffen zijn gevangenisstraf, de hechtenis, de taakstraf
en de geldboete. Deze straffen kunnen worden opgelegd als iemand een delict
heeft begaan. De rechter heeft de keuzevrijheid gekregen in het opleggen van
een van deze straffen. Maar waarom wordt er eigenlijk gestraft? We kunnen de
volgende strafdoelen in ons strafrecht onderscheiden: vergelding, afschrikking,
resocialisatie en herstel. Je kunt een onderscheid maken tussen twee theorieën
van de rechtvaardigheid van straffen. Een van de oudste straftheorieën is de
vergelding. De gedachten van deze straf is dat iemand een norm heeft
overschreden en daarom gestraft moet worden. Een andere theorie is het
voorkomen van toekomstige misdrijven.
De basisgedachten van straffen gaat uit van vergelding. De schade die een dader heeft aangericht zal moeten worden bestraft. Grotius omschreef “een straf is het kwaad dat men lijdt wegens een kwaad dat men deed”. De grondslag van een straf ligt in het gepleegde delict zelf( Haak, 2013).
De basisgedachten van straffen gaat uit van vergelding. De schade die een dader heeft aangericht zal moeten worden bestraft. Grotius omschreef “een straf is het kwaad dat men lijdt wegens een kwaad dat men deed”. De grondslag van een straf ligt in het gepleegde delict zelf( Haak, 2013).
Wat wij hieruit concluderen is dus dat een straf moet gelden
voor de daad dat je hebt begaan en dat het ervoor moet zorgen dat je niet meer
terug keert. Hoe verloop dit terug keer? Ervaren de ex gedetineerde hier
problemen mee?
Door de manier waarop de maatschappij reageert op ex
gedetineerden ontstaat vaak treurige situaties. Als een gedetineerde zijn straf
heeft uitgezeten zou daarmee de zaak moeten zijn afgedaan. Hij heeft immers
zijn straf gehad. Een ideaal beeld zou zijn dat de schuldige de straf als een
boete aanvaardt, de anderen er een verzoening in zien waardoor zij hem weer als
gelijkwaardig aanvaarden. In de praktijk werkt dit helaas niet altijd zo. Vaak
geldt eens een crimineel altijd een crimineel. Er vindt niet altijd een
verzoening met de maatschappij plaats (Blad, J.R, 2013).
Hoe intern en extern valide is deze conclusie?
De conclusie die wij getrokken hebben is niet zomaar
verzonnen. Deze gedachten is ontstaan door de interviews die wij gehouden
hebben met de doelgroep. Ook hebben we gezocht naar bronnen die deze gedachten
gang bevestigen.
Deze gedachten gang is wel ontstaan door de 6 interviews die wij gehad hebben en een aantal professionals dat wij gesproken hebben. Of dit geldt voor de hele doelgroep hebben wij nog geen informatie over. Hier zijn me momenteel mee bezig.
Deze gedachten gang is wel ontstaan door de 6 interviews die wij gehad hebben en een aantal professionals dat wij gesproken hebben. Of dit geldt voor de hele doelgroep hebben wij nog geen informatie over. Hier zijn me momenteel mee bezig.
Sociologie en diversiteit
HC16: Sociologie
en diversiteit.
Beschrijf de plek
van de groepering, hebben zij een volwaardige plaats binnen de Nederlandse
samenleving, In hoeverre is de doelgroep deviant? Wat zijn er volgens jullie de
belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen die zich de laatste 20 jaar
hebben voorgedaan ten aanzien van jullie groepering. Probeer op basis van deze
analyse een praktijk voorbeeld te benoemen waarbij de tegenstelling tussen de
ingroup en outgroup op een aantoonbare wijze verminderd.
- De plek die de doelgroep ex- gedetineerde hebben
in onze samenleving is bedrukt. Ex- gedetineerde krijgen op het gebied van
inburgering, een baan en een verzekering geen tweede kans waardoor ze niet
worden geaccepteerd in de samenleving. De sociale cohesie die er in onze
maatschappij heerst houdt deze doelgroep het liefst op een afstand. Er is
sprake van een grote ongelijkheid. Jaren na hun detentie worden ze nog niet
toegelaten en wilt een groot gedeelte van onze maatschappij hier niks mee te
maken hebben, er is hier sprake van een sociale macht.
- De inburgering van nieuwkomers is een lastig
proces. Ze moeten al de juiste vaardigheden aan het licht brengen en aanvaard
worden door de anderen. Het inburgeren is al een lastig proces, laat staan her-
inburgeren. Een ex- gedetineerde vertelde: “In de gevangenis zitten is erg,
maar de jaren dat ik vrij was waar twee keer zo pijnlijk (De Standaard, 24
oktober 2004).”
De mogelijkheid om weer in een samenleving te functioneren hangt af van de arbeidsmarkt, en uiteraard zijn sociale vaardigheden ook van belang. Toch blijken de meeste werkgevers niet zo welwillend om normovertreders een nieuwe kans te geven (Fahey, Ro-berts & Englen, 2006). De manier van denken en handelen wordt gekaderd in stigmatisering. Deze vloeit voort uit de sociale rangschikking die mensen dadelijks hanteren om op deze manier grip te krijgen op de sociale realiteit. Doordat we niet altijd over zorgvuldige informatie beschikken, pinnen we individuen vast op ideeën, gedragingen en gebeurtenissen, die we niet uit gezaghebbende bronnen hebben gekregen maar uit vooroordelen en geruchten. De ex- gedetineerden krijgen het etiket ‘crimineel’ opgespeld waardoor hun waardigheid als mens wordt aangetast. Dit kan leiden tot sociale isolatie (Moerings, 1978).
De ex-gedetineerden gaan de manier van hoe de samenleving hun behandeld, eigen maken en geloven dat “normaal” is. Ze pakken hier hun waarden en normen op aan en creëren een verkeerd beeld van de samenleving waar we in leven.
De mogelijkheid om weer in een samenleving te functioneren hangt af van de arbeidsmarkt, en uiteraard zijn sociale vaardigheden ook van belang. Toch blijken de meeste werkgevers niet zo welwillend om normovertreders een nieuwe kans te geven (Fahey, Ro-berts & Englen, 2006). De manier van denken en handelen wordt gekaderd in stigmatisering. Deze vloeit voort uit de sociale rangschikking die mensen dadelijks hanteren om op deze manier grip te krijgen op de sociale realiteit. Doordat we niet altijd over zorgvuldige informatie beschikken, pinnen we individuen vast op ideeën, gedragingen en gebeurtenissen, die we niet uit gezaghebbende bronnen hebben gekregen maar uit vooroordelen en geruchten. De ex- gedetineerden krijgen het etiket ‘crimineel’ opgespeld waardoor hun waardigheid als mens wordt aangetast. Dit kan leiden tot sociale isolatie (Moerings, 1978).
De ex-gedetineerden gaan de manier van hoe de samenleving hun behandeld, eigen maken en geloven dat “normaal” is. Ze pakken hier hun waarden en normen op aan en creëren een verkeerd beeld van de samenleving waar we in leven.
Onderzoek: participerend observeren
HC 11: Onderzoek (legitimeren en
conclusies trekken)
Frank Salemans en Jogien Wilms
Kun je op dit moment al een eerste (liefst
vrij specifieke) conclusie trekken t.a.v. de persoon waarmee jij contact hebt
uit de toegewezen groepering?
a) Wat
is die specifieke conclusie?
b) Hoe
intern valide is die conclusie?
c) Hoe
extern valide is deze conclusie?
d) Hoe
betrouwbaar is deze conclusie?
e) Op
welke bronnen is deze conclusie gebaseerd?
f) Welke
redenering leidde tot die conclusie?
g) Is
deze conclusie generaliseerbaar naar andere leden van de doelgroep?
h) Heeft
deze opdracht je nog enig inzicht opgeleverd over de kwaliteit van jouw
conclusie en de onderbouwing daarvan?
Kun je op dit moment al een eerste ( liefst vrij specifieke) conclusie trekken
t.a.v. de personen waarmee wij contact mee hebben gehad uit toegewezen
groepering.
De groepering die wij toegewezen hebben zijn ex
gedetineerde.
Over deze vraag zijn wij als groep gaan nadenken. Wat ons
opviel was dat ieder persoon heel anders was en ieder een ander delict gepleegd
had. Om hieruit een specifiek conclusie te trekken was vrij moeilijk. Na een
tijdje nagedacht te hebben kwamen we uit op het volgende.
A) Wat ons opviel was dat als de gedetineerde zijn straf had
uitgezeten, hij in de maatschappij nog eens dubbel gestraft werd. De omgeving
kijkt bijvoorbeeld anders tegen hem aan of hij krijgt geen werk meer enz.
Als groep zijnde hebben we dit besproken en zijn we hier informatie over gaan zoeken. We kwamen bij het volgende uit. Waar dient straf voor?
In Nederland onderscheiden we
vier hoofdstraffen. Deze straffen zijn gevangenisstraf, de hechtenis, de taakstraf
en de geldboete. Deze straffen kunnen worden opgelegd als iemand een delict
heeft begaan. De rechter heeft de keuzevrijheid gekregen in het opleggen van
een van deze straffen. Maar waarom wordt er eigenlijk gestraft? We kunnen de
volgende strafdoelen in ons strafrecht onderscheiden: vergelding, afschrikking,
resocialisatie en herstel. Je kunt een onderscheid maken tussen twee theorieën
van de rechtvaardigheid van straffen. Een van de oudste straftheorieën is de
vergelding. De gedachten van deze straf is dat iemand een norm heeft
overschreden en daarom gestraft moet worden. Een andere theorie is het
voorkomen van toekomstige misdrijven.
De basisgedachten van straffen gaat uit van vergelding. De schade die een dader heeft aangericht zal moeten worden bestraft. Grotius omschreef “een straf is het kwaad dat men lijdt wegens een kwaad dat men deed”. De grondslag van een straf ligt in het gepleegde delict zelf( Haak, 2013).
De basisgedachten van straffen gaat uit van vergelding. De schade die een dader heeft aangericht zal moeten worden bestraft. Grotius omschreef “een straf is het kwaad dat men lijdt wegens een kwaad dat men deed”. De grondslag van een straf ligt in het gepleegde delict zelf( Haak, 2013).
Wat wij hieruit concluderen is dus dat een straf moet gelden
voor de daad dat je hebt begaan en dat het ervoor moet zorgen dat je niet meer
terug keert. Hoe verloop dit terug keer? Ervaren de ex gedetineerde hier
problemen mee?
Door de manier waarop de maatschappij reageert op ex
gedetineerden ontstaat vaak treurige situaties. Als een gedetineerde zijn straf
heeft uitgezeten zou daarmee de zaak moeten zijn afgedaan. Hij heeft immers
zijn straf gehad. Een ideaal beeld zou zijn dat de schuldige de straf als een
boete aanvaardt, de anderen er een verzoening in zien waardoor zij hem weer als
gelijkwaardig aanvaarden. In de praktijk werkt dit helaas niet altijd zo. Vaak
geldt eens een crimineel altijd een crimineel. Er vindt niet altijd een
verzoening met de maatschappij plaats (Blad, J.R, 2013).
Hoe intern en extern valide is deze conclusie?
De conclusie die wij getrokken hebben is niet zomaar
verzonnen. Deze gedachten is ontstaan door de interviews die wij gehouden
hebben met de doelgroep. Ook hebben we gezocht naar bronnen die deze gedachten
gang bevestigen.
Deze gedachten gang is wel ontstaan door de 6 interviews die wij gehad hebben en een aantal professionals dat wij gesproken hebben. Of dit geldt voor de hele doelgroep hebben wij nog geen informatie over. Hier zijn me momenteel mee bezig.
Deze gedachten gang is wel ontstaan door de 6 interviews die wij gehad hebben en een aantal professionals dat wij gesproken hebben. Of dit geldt voor de hele doelgroep hebben wij nog geen informatie over. Hier zijn me momenteel mee bezig.
Ethiek en diversiteit
HC 8: Psychologie en Diversiteit 3
Frank Salemans en Ella Lemmens
Je zit nu zelf aan het eind van de
adolescentie of in het begin van de jong-volwassenheid. Je staat voor de
ontwikkelingsopgave je identiteit te vinden en die te gaan delen.
- Wat
vraagt dat nu van jou?
- In
hoeverre zijn (pestervaringen of ervaringen die je ontwikkelingstaak
gefrustreerd hebben) van invloed op jou? Zijn sommige ontwikkelingsopgaven je
beter afgegaan dan andere?
- Wat
maakt jou tot de persoon die je nu bent?
- Wat
maakt degene die jij interviewt tot wie hij is? Welke (pest)ervaringen en
huidige ontwikkelingsopgave zijn voor deze persoon bepalend?
(FILMPJE MAUD)
Carin Wevers
N.a.v. het college het belang van erkenning
denk je na over de volgende vraag: Op welke gebieden heeft jouw groepering
absoluut erkenning nodig (m.a.w. wat moet er erkend worden) en door wie moet
dat erkend worden? Waar bestaat de erkenning dan uit?
Op
welke gebieden heeft jouw groepering absoluut erkenning nodig?
Vaak
wordt gezegd dat ieder mens gelijkwaardig is. Zoals al in de hoorcollege werd
gezegd berust gelijkwaardigheid van de mens niet op het feit dat ze
verschillende keuzes maken.
De doelgroep die wij hebben ex gedetineerde hebben in hun leven een keus gemaakt om de wet te overtreden en hiervoor zijn ze bestraft geworden.
Als een gedetineerde zijn straf heeft uitgezeten zou daarmee de zaak moeten zijn afgedaan. Hij heeft immers zijn straf gehad. Een ideaal beeld zou zijn dat de schuldige de straf als een boete aanvaardt, de anderen er een verzoening in zien waardoor zij hem weer als gelijkwaardig aanvaarden. In de praktijk werkt dit helaas niet altijd zo. Vaak geldt eens een crimineel altijd een crimineel (Blad, J.R, 2013).
De doelgroep die wij hebben ex gedetineerde hebben in hun leven een keus gemaakt om de wet te overtreden en hiervoor zijn ze bestraft geworden.
Als een gedetineerde zijn straf heeft uitgezeten zou daarmee de zaak moeten zijn afgedaan. Hij heeft immers zijn straf gehad. Een ideaal beeld zou zijn dat de schuldige de straf als een boete aanvaardt, de anderen er een verzoening in zien waardoor zij hem weer als gelijkwaardig aanvaarden. In de praktijk werkt dit helaas niet altijd zo. Vaak geldt eens een crimineel altijd een crimineel (Blad, J.R, 2013).
Als een gedetineerde vrij komt zou hij weer erkend moeten worden zoals ieder andere burger in de maatschappij.
Taylor zegt hier het volgende over, ieder mens die niet erkend wordt is een vorm van onderdrukking (Wevers, 2011).
Of onze doelgroep dit ook zo ervaart is moeilijk te zeggen omdat wij alleen onze zes interviews hebben gehad en een aantal professionals hebben gesproken. De personen die wij wel gesproken hebben geven wel allemaal aan dat de omgeving anders op hun reageert,ze komen moeilijk aan een baan enz.
Ieder mens heeft het recht om zich zelf te zijn en we horen respect te hebben voor het anders zijn. We hoeven hier altijd met elkaar eens te zijn of elkaars gedrag hierin goed te keuren.
Als antwoord op de vraag waar deze doelgroep erkenning voor nodig heeft, dan zeggen wij dat ze erkend moeten worden om een tweede kans te krijgen. Ze hebben hun straf al uitgezeten!
Referentielijst:
Blad, J.R.. (2013). Ruimte bieden. Strafrecht en
herstelrecht, verzoening en vergeving. In Hoe
te reageren op misdaad? Op zoek naar de hedendaagse betekenis van preventie,
vergelding en herstel. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/50876
Wevers, Carin. (2011). De mens is een gemeenschapswezen. Ongepubliceerde
tekst.
Culturele antropologie en diversiteit
HC4: Culturele
antropologie en diversiteit 1.
In deze opdracht
heeft ieder voor zich een diversiteitscirkel gemaakt. Na het maken van de
diversiteitscirkel ga je kijken welke elementen van jouw diversiteitscirkel
algemeen bekend zijn bij vrienden, familie en klasgenoten. En welke elementen
zijn minder bekend.
Ellen
Klasse: Mijn
gezin en ik behoren tot een “normale” sociale klasse. Mijn ouders hebben beide
een goede baan en buiten hun werk veel vrienden. Wij wonen in een klein dorp
met hooguit 2800 inwoners. Het is een hecht dorp, waar veel georganiseerd wordt
en waar bijna iedereen elkaar kent.
Religie: Bij mijn geboorte ben ik gedoopt, op
8 jarige leeftijd heb ik de heilige communie gedaan en op mijn 11 jarige
leeftijd heb ik ook het vormsel gedaan. Geloof heeft voor mij nooit veel
betekend. Ik heb wel een geprobeerd te geloven maar dit heb ik niet langer dan
3 dagen vol gehouden. Ik geloof zeker in iets, maar dat is meer bijgeloof om
voor mezelf de controle te houden. Tevens geloof ik dat dingen gebeuren met een
reden.
Seksuele oriëntatie: Toen ik als klein meisje het
verschil kon herkennen tussen een jongen en een meisje is mijn seksuele
voorkeur meteen op de jongens gevallen. Dit is tot en met nu nog nooit anders
geweest.
Etniciteit: Ik voel me een echte Nederlander.
De manier waarop ik me gedraag in het binnen en buitenland en manier waarop ik
me met het land verbonden voel. De directe wijze waarop Nederlanders hun mening
uiten en de grote feesten waar een samenhorigheidsgevoel heerst geeft mij een
Nederlands gevoel.
Sekse/Gender: Ik
ben een vrouw en zo ben ik ook opgevoed. Mijn ouders hebben mij nooit alleen
maar vrouwenspeelgoed gegeven maar ook lege, blokken en auto’s. Als ik me als
een jongentje wilde verkleden vonden mij ouders dat goed. Mijn voorkeur om
vrouw te zijn is vanaf klein kind sterk geweest.
Professionele socialisatie: Voordat ik aan de opleiding Social Work begon heb
ik een vooropleiding MBO onderwijsassistent gedaan op niveau 4. In deze 3 jaar
heb ik veel leuke en uitdagende stageplekken gehad. Ik heb altijd een bijbaan
gehad, omdat mijn ouders en ik het belangrijk vinden om te werken en op je
eigen benen te leren staan. Mijn ouders waren beide en mijn zus en broertje
zitten nog op school maar hebben ook daarbuiten een bijbaan.
Talent/Handicap: Een
talent van mij is dat ik een erg groot inlevingsvermogen heb, waardoor ik goed
in iemands huid kan kruipen en de persoon begrijp. Een ander talent van mij is
dat ik een groot doorzettingsvermogen heb waarmee ik dingen bereik die k wil
bereiken.
Een handicap van mij is dat ik erg onzeker kan zijn over
mijn eigen handelen en kennis, wat mij vaker belemmerd in mijn eigen
ontwikkelingsproces. Daarnaast kan ik niet goed tegen fouten maken of dingen
niet halen, hier wordt ik erg teleurgesteld van in mezelf en verdwijnt in een
klap al mijn motivatie.
Elementen die algemeen bekend zijn:
- Dat ik een dorp woon, een vrouw ben, dat mijn
seksuele voorkeur bij het mannelijke geslacht ligt en dat ik een voorleiding
heb gedaan en een bijbaan heb.
Elementen die niet algemeen bekend zijn:
- Dat ik vaker onzeker ben en twijfel over mijn
eigen handelingen en kennis. Tevens dat ik zo min mogelijk fouten wil maken en
dat als ik een fout maak een groot gedeelte van mijn motivatie wegvalt.
HC 7: Culturele Antropologie en
Diversiteit 2 (participerende observatie)
Er is maar één manier om participerende
observatie toe te passen en dat is erop af gaan. Dus ga (voor zover dat nog
niet is gebeurd) op pad en probeer middels observatie zicht te krijgen op je
groepering. Verken de leefsituatie, schrijf op wat je opvalt. Waar heb je
vragen over, waar erger je je aan, wat verwondert je etc.. Let daarbij op de
kleine details! Kijk hoe jouw groepering bijvoorbeeld omgaat met tijd en
ruimte.
Deze vragen vormen de basis voor de
volgende stap, probeer aan te sluiten bij een activiteit, doe gewoon mee en
geef je ogen en oren goed de kost. Schrijf wederom op wat je opvalt.
Hiermee heb je een mooie basis verzameld
om eens met iemand van de groepering in gesprek te gaan en een antwoord te
krijgen op alle vragen die je inmiddels hebt verzameld.
HC13:
Culturele antropologie en diversiteit 3, Religie.
Wat is
de betekenis van religie voor jezelf en voor je groepering.
De groepering die wij toegewezen hebben haalt hier vooral
zijn moed, hoop en motivatie vandaan. Sommige ex- gedetineerden worden door hun
samenleving niet meer gezien als een burger maar als een boef. De hoop en
motivatie die hun uit het bijgeloof en hun religie halen zorgt ervoor dat ze
niet zo snel op het verkeerde pad komen. Ze hebben nog hoop dat het over een
paar jaar beter gaat. Op deze manier maken ze al het ongrijpbare grijpbaar
zodat ze een beeld op de toekomst hebben in plaats van alleen maar terug te
kijken op hun verleden. Het religie kan tevens een gevoel van vergiffenis
geven, zodat ze zonder telkens geconfronteerd te worden met hun eigen, nieuwe
doelen kunnen maken en deze kunnen behalen. Het geeft deze doelgroep steun en
controle in een lastige periode met veel onzekerheid. In Nederland is er ook
een project groep “kerken met stip”. Kerken met Stip zijn laagdrempelige,
gastvrije locaties waar men belangstelling aan de dag legt voor
ex-gedetineerden die een nieuw begin willen maken. De projectgroep werkt samen
met onder meer Stichting Exodus Nederland.
Ik (Ellen) ben gedoopt, heb de communie en het vormsel gedaan. Uiteindelijk
heb ik daar niks mee gedaan en heb ik niet heel met religie. Toch geloof ik wel
in iets, ik geloof namelijk dat dingen gebeuren met een reden en niet zomaar.
Daarnaast ben ik wel bijgelovig wat zorgt voor een houvast (controle) in mijn
leven.
Voor sommige ex-gedetineerden die religieus zijn
opgevoed speelt religie een grote rol, ze vinden daarin een bepaalde
vergiffenis voor hun daden. Want bij de meeste religies kun je slechte daden
goed maken door te bidden, vergiffenis vragen bij je god, en door vele goede
daden te doen in de toekomst. Ik denk dat religie belangrijk is voor deze
mensen omdat ze niet altijd vergiffenis in hun omgeving kunnen vinden en vaak
lukt dat wel in het geloof. Ook geeft het een duidelijke leidraad voor als je
weer het goede pad op wilt gaan. Ik had vernomen van de door mij geïnterviewde
persoon dat hij veel troost vond in het geloof toen hij in de gevangenis zat,
hij kon al zijn daden en gevoelens vertellen aan zijn God zonder dat iemand
daar een mening over moest hebben. Het gaf hem een veilig en opgelucht gevoel.
Voor mij (Liza) heeft religie niet altijd een grote rol
gespeeld, ik ben dan ook niet streng religieus opgevoed. Vroeger keerde ik mij
tot het geloof als ik in een moeilijke tijd zat, tegenwoordig keer ik mij meer
naar het spirituele in mij. Ik zoek liever de antwoorden in mij zelf dan in een
geloof.
Welke individuele genderrolpatronen zie je terug bij de groep die en het individu dat je hebt leren kennen? Met welke genderverwachtingen en -normen hebben de groep en het individu te maken?
HC 13: Culturele Antropologie en
Diversiteit 3 (religie)
Chantal van Lieshout en Ankie Hendrix
Uitgaande van de gedachte dat religie van
alle tijden is en in elke samenleving voorkomt is het interessant om stil te
staan bij de betekenis van religie voor jezelf en voor je groepering. Op wat
voor manier probeert jouw groepering grip te houden op situaties waar ze zelf
niet alle controle over hebben? Hoe gaan ze om met onzekerheden waar ze geen
grip op hebben en op welke manier proberen ze toch invloed uit te oefenen? En
hoe ben jij daar zelf mee bezig?
Zelf heb ik (Ruby) niks met religie. Dit zal voort zijn gekomen uit het feit
dat ik niet ben gedoopt. Ook mijn ouders zijn beide niet katholiek waardoor ik
ook alleen in de kerk kom als er bruiloften of begrafenissen zijn.
Verder bidden we niet thuis en geloof ik persoonlijk niet in god en
het hiernamaals.
De groepering ex-gedetineerden, is naar mijn mening, te groot om te
beslissen of de groep wel of niet gelovig is. Wel heb ik vaker verhalen gehoord
dat gedetineerden gelovig worden, om goed gedrag te tonen en dus eerder vrij te
komen. Hierbij gebruiken ze dan geloof niet waarvoor het is bedoeld, maar om
eerder uit de bak te komen.
De ex-gedetineerde die ik heb geïnterviewd was en is niet gelovig. Hij
wilde hier ook niet over uitweidde wat ik ook snapte. Wanneer iemand tegen mij
over het geloof begint te praten, gaat het ‘t ene oor in en het andere weer
uit.
HC 17: Culturele Antropologie en
Diversiteit 4 (gender)
Marijke Sniekers
Welke individuele genderrolpatronen zie je terug bij de groep die en het individu dat je hebt leren kennen? Met welke genderverwachtingen en -normen hebben de groep en het individu te maken?
Hoe gaan de groep en het individu er
tegenin en hoe gaan ze erin mee?
Het klassieke
gezin
In Nederland hebben is er een
tijd geweest dat er alleen klassieke gezinnen bestonden. De vrouw werkte totdat
ze trouwde, daarna zorgde de vrouw voor het huishouden en de kinderen. De man
werkte dan en zorgde voor het inkomen om zijn gezin te onderhouden.
Het moderne gezin
De vrouwen van nu werken, niet alleen tot dat ze getrouwd
zijn maar in veel gevallen ook wanneer ze getrouwd zijn. De meeste vrouwen
kiezen tegenwoordig eerst voor hun carrière en daarna pas voor kinderen. De man
deelt in de moderne tijd dus ook mee in het huishouden want de vrouw kan niet
alles alleen doen.
Het standpunt van
het Christendom
Het christelijk standpunt kun
je in twee verschillende visies verdelen. Het traditionele en de moderne visie.
De traditionele visie zegt dat
mannen en vrouwen geestelijk en biologisch verschillend zijn. Dat wil zeggen
dat de man onderneemt en de vrouw verzorgd. Ook brengt de vrouw de gevoelens terwijl
de man het verstand brengt en ga zo maar door. Ook zegt de visie dat man
en vrouw niet gelijk maar gelijkwaardig zijn, ieder binnen hun eigenheid.
De moderne visie zegt dat de
rol van man en vrouw niet in de aard maar in de opvoeding zit. Je leert dus dat
de man en vrouw verschillend zijn en dat ze verschillende taken hebben. De
vrouw kan gewoon buitenshuis haar taken doen en dat mannen ook gewoon hun
gevoelens kunnen uiten en huishoudelijk werk doen.
Het standpunt van
de Islam
Het islamitische standpunt zegt
dat het individu centraal staat, daarna de groep. De individu betekent een
wezen met een eigen verantwoordelijkheid. De groep is je gezin, je familie of
de buurt waarin je woont.
De belangrijkste groep is de
familie. De familie staat boven het individu en is verdeeld in verschillende
rangen. Eerst de mannen, daarna de vrouwen. De mannen zorgen voor de taken
buitenshuis (financiën en werk) en de status van de familie. De vrouwen moeten
zorgen om zo veel mogelijk kinderen te krijgen,
omdat dat een teken is dat je
als gezin het goed hebt. De taken van de vrouw zijn binnenshuis
(het huishouden en de opvoeding van de kinderen).
Het standpunt van
het Feminisme
Het standpunt van het feminisme
zegt dat de vrouw wordt achtergesteld ten opzichte van de man. Simone de
Beauvoir (denker van de feministische levensbeschouwing en schrijfster van
beroemde feministische boeken) heeft veel voor de vrouw gedaan en heeft ook
boeken geschreven, zoals de tweede sekse. Daarin schreef ze dat de vrouw altijd
de tweederangs positie heeft gehad en dat je niet zelf hebt gekozen om een
vrouw te worden, maar de natuur. Ook schreef ze dat de vrouw zich bewust moest
worden dat ze niet afhankelijk moest zijn van haar man, maar zelfstandig moest
worden (Plazilla, n.d.).
Plazilla. (n.d.). Wat
doe ik en wat doet zij? – De rollen van vroeger en nu voor man en vrouw.
Gevonden op het world wide web op 4 juni 2016
Psychologie en diversiteit
Psychologie:
HC 3: Psychologie en Diversiteit 1
Frank Salemans
Zou je de Big Five, leefgebieden,
BPS-model, Balans-model en Maslows behoeftenhiërarchie eens kunnen toepassen:
a) Op
jezelf: schrijf eens een zelfportret a.d.h.v. deze 5 kaders en neem dit op in
je blog. Levert dat nog nieuwe inzichten op?
b) Maak
op deze manier ook een portret van iemand uit de doelgroep.
Neem dit op in je blog. Levert dat nog
nieuwe inzichten op?
Opdracht 3: Psychologie en diversiteit.
Toen ik (Steven) de opdracht las had ik meteen het idee om de OCEAN te gaan invullen. Ik
was naar de site gegaan en deed vervolgens de test. Ik vond sommige vragen voor
de handliggend omdat ik wist als dat zou invullen zou dat wel eruit komen. Ik
kreeg het gevoel dat deze test niet helemaal mijn persoonlijkheid goed zou
schetsen.
Uitslag test, op deze site staat mijn uitslag van de OCEAN
test.
<a href="http://nl.outofservice.com/bigfive/results/?o=20&c=25&e=59&a=50&n=49">Ik
ben een O20-C25-E59-A50-N49 Big Five!!</a>
Nadat ik de uitslag las begon ik redelijk te twijfelen. Er
zitten een aantal uitslagen tussen waar ik mezelf in kan vinden. Maar er zaten
ook een paar tussen waar ik flink twijfelde. Daarom vroeg ik mijn ouders om te
kijken wat zij ervan vonden. Misschien heb ik iets ontdenk van mezelf wat ik
nog niet wist.
Bij de O van Openheid zette ik vooral mijn vraagteken. “u
bent enigszins conventioneel”. Dit zou inhouden dat ik vrij nuchter ben,
in weinig geïnteresseerd en oncreatief ben. Hier kon ik en mijn ouders niet
helemaal mee eens zijn. Dat ik in veel situaties nuchter over kom, dat zou
kunnen. Dit herkende we wel. Maar dat ik in weinig ben geïnteresseerd ervaar ik
niet zo en mijn ouders beaamde dit. Zij ervaren mij vrij geïnteresseerd op
verschillende gebieden. Dat ik oncreatief zou zijn, ervaar ik mezelf ook niet.
Hier konden mijn ouders vrij weinig over zeggen. In hun ogen vonden zij niet
dat ik oncreatief ben maar ze konden niet zeggen dat ik heel creatief ben. Dit
punt zou ik nog verder willen ontdekken bij mezelf en ga ik terug koppen naar
mijn groepsgenoten. Hoe ervaren zij mij op het gebied van creativiteit.
Dat ik bij de C van consciëntieusheid/Ordelijkheid zo laag
scoorde had ik en mijn ouders beide niet verwacht. Mijn ouders vertelde mij
hier wel bij dat ik hierin wel groeiende ben. Vroeger was ik vrij
ongestructureerd. Vooral als het met school te maken had. Maar op het gebied
van betrouwbaar hebben ze mij altijd heel hoog geschat en zo ervaar ik dat ook.
Vanuit mijn omgeving krijg ik niet het gevoel dat ze mij erg onbetrouwbaar
vinden. Als dit wel zo zou zijn, dan had ik mogelijk hier als feedback op
ontvangen.
Bij de Letters E ( extraversie), V(Vriendelijkheid) en N (Neuroticisme)
konden wij ons beide goed in vinden. Zowel mijn ouders als ik. Dat ik bij
sommige punten wat hoger zit als de ander dat zou wel kunnen maar over het
algemeen klopt dit beeld wel.
Ik merkte wel dat het maken van deze test een moment opname is. Niet op alle gebieden maar op de meeste wel. Aan het einde van mijn opleiding zou ik deze test nog eens willen maken. Ik ben dan zeer benieuwd wat dan de uitslag zou zijn.
Kijk goed naar jezelf,
welke beelden heb jij dan over jou groepering:
-
Factoren
bij de doelgroep
-
Gestaltbenadering
van de sociale waarneming
-
Factoren
in de sociale context
-
Factoren
bij de waarnemer
-
Attributietheorie
Maud (student uit subgroep a) geeft in de tutorgroepbijeenkomst haar
uitwerking. Maud verteld in het kort over een situatie
uit haar verleden en merkt dan op dat deze situatie een overeenkomst vormt met
de doelgroep. Ze verteld dat wanneer een thuissituatie niet stabiel is of er
problemen voordoen is de kans groter dat je het verkeerde gaat doen. De eerdere
situatie van Maud achtervolgt haar nu ook nog net zoals het verleden van een
ex-gedetineerden bij hem doet.
Bij het lezen van deze opdracht en de theorie van
psychologie die hier bij hoort, zie ik (Ruby) mezelf vooral terug in de verschillende
waarnemingstheorieën die er worden gebruikt. Ik ben namelijk een persoon die
iemand gemakkelijk vanuit een hoek kan waarnemen en hier een oordeel uit kan
trekken. Het gedrag van een persoon zou ik in eerste instantie interpreteren
vanuit de interne attributen theorie. Naarmate je een persoon zou leren kennen
zou ik er achter kunnen komen dat ik en attributenfout heb gemaakt en misschien
niet zo snel moet oordelen. Tevens vind ik de eerste indruk van iemand erg
belangrijk en ligt mijn eerste oordeel hier ook sterk aan vast.
Door alle ervaringen die ik de laatste 3,5 jaar heb
opgedaan op diverse stageplekken hebben ervoor gezorgd dat ik mijn oordeel kan
uitstellen totdat ik de persoon van meerdere kanten leer kennen. Door al mijn
stageplekken heb ik geleerd dat de eerste indruk een kant van een persoon laat
zien, maar dat deze persoon veel meer kanten heeft, net zo als ik zelf.
HC 8: Psychologie en Diversiteit 3
Frank Salemans en Ella Lemmens
Je zit nu zelf aan het eind van de
adolescentie of in het begin van de jong-volwassenheid. Je staat voor de
ontwikkelingsopgave je identiteit te vinden en die te gaan delen.
- Wat
vraagt dat nu van jou?
- In
hoeverre zijn (pestervaringen of ervaringen die je ontwikkelingstaak
gefrustreerd hebben) van invloed op jou? Zijn sommige ontwikkelingsopgaven je
beter afgegaan dan andere?
- Wat
maakt jou tot de persoon die je nu bent?
- Wat
maakt degene die jij interviewt tot wie hij is? Welke (pest)ervaringen en
huidige ontwikkelingsopgave zijn voor deze persoon bepalend?
(FILMPJE MAUD)
Agogiek en diversiteit
HC2: Agogiek en
diversiteit 1 en HC9: Agogiek en diversiteit 2
Welke waarden,
normen, overtuigingen en culturele denkbeelden heb jij over de groepering?
Praat hier met je ouders/verzorgers over en vraag naar hun waarden, normen,
overtuigingen en culturele denkbeelden. Zijn er verschillen? Overeenkomsten?
-
Ruby deelt mede dat zij eerst altijd dacht dat
mensen die een moord hebben gepleegd of iemand verkracht hebben moeten boeten
voor hun daden maar mensen die bijvoorbeeld stelen etc. is dan minder erg. Op
het moment dat haar moeder haar vertelde dat er bij hun meerdere malen spullen
of geld gestolen is, kreeg ze een andere visie. Mensen werken hard voor hun
geld verteld Ruby en dan moeten ze ook van deze spullen af blijven. Ruby
verteld ook dat ze altijd bang was wanneer er was ingebroken en dit speelt mee
in haar visie nu.
-
Jeanine verteld dat ze sommige daden minder erg
vind dan moorden of verkrachten. Ze zegt dat wel iedereen een tweede kans
verdient. Ze heeft voor deze opdracht de mening van haar moeder gevraagd. De
moeder van Jeanine vertelde haar dat eigenlijk alleen god mag oordelen, de
mensen moeten vergeven anders wordt iedereen verbitterd. Ze zegt dat de mensen
oordelen terwijl het hun taak niet is.
Jeanine verteld de groep dat
zij, toen zij moest gaan interviewen, erg bang was omdat het een geweldspleger
was. Ze was bang dat wanneer zij verkeerde vragen zou stellen hij dan boos zou
kunnen worden. Als ze nu terugkijkt op haar interview kan ze begrijpen waarom
hij dingen gedaan heeft en zij vindt dan ook dat hij een tweede kans verdient.
Jeanine zegt dat door het uiterlijk dat de geïnterviewde had zij al direct het
beeld van een typische crimineel in haar hoofd terwijl zij daar nu heel anders
over denkt.
-
Ellen verteld de groep dat de verhalen die zij
in het OT allemaal gehoord had met haar ouders gedeeld had. Haar ouders konden
zich niet goed voorstellen waarom iemand bijvoorbeeld zou stelen. Ook haar
ouders zeggen dat wanneer iemand een wietplantage heeft of belastingfraude
heeft gepleegd dit minder erg is dan wanneer een persoon iemand vermoord of
verkracht. Voordat Ellen haar interview inging ervaart ze erg veel spanning. Op
het moment dat zij voor de deur stond en wist dat het nog even zou duren tot
dat zij de persoon zou zien was zij erg aan het zweten en erg onrustig. Ellen
verteld dat ze hierdoor ook merkte dat de vooroordelen die zij had zich ook
uitten op haar lichaam. Na haar interview heeft Ellen een totaal ander beeld
gekregen van de persoon. Het was een lieve man en zij vindt dat hij echt een
tweede kans verdient. Ze zegt ook dat niet iedereen een lieverd is maar er zijn
ook echt mensen die hun leven willen beteren en die verdienen die kans.
Abonneren op:
Posts (Atom)